Soms zijn dieren een plaag. Meestal is de plaag het begin van een nieuw evenwicht. Eerst heb je de slakken, dan de vogels. Eerst de muizen, dan de wezel. Maar, soms is de plaag niet te temmen omdat er geen roofdieren zijn. Denk bijvoorbeeld aan wilde zwijnen. In die gevallen is een -kostbaar- hek noodzakelijk.
Jonge aanplant kun je vaak goed beschermen tegen hazen, herten of eekhoorns door er gaas of een boombeschermer omheen te plaatsen.
Vee is een ander verhaal. Kippen, eenden, varkens en koeien passen niet in een systeem dat gebaseerd is op geen externe input (ze worden namelijk vrijwel altijd bijgevoerd). Bovendien speelt territoriumgedrag geen enkele rol, en daarom zijn ze zelfs in geringe aantallen al heel snel verstorend voor de bodem en de kruidlaag van een voedselbos, waardoor het proces van de bodemopbouw vaak ernstig wordt verstoord.
Vee houden in combinatie met bomen is een andere vorm van agroforestry, géén voedselbos. Als je er genoeg ruimte voor hebt kun je natuurlijk wel vee naast je voedselbos houden, maar dus niet er in.”